Deze week is het drie jaar geleden dat er brand uitbrak in de Tazreen Fashions fabriek in Bangladesh. Hierbij kwamen 112 arbeiders om en meer dan 100 raakten gewond. Maar het uitbetalen van schadevergoedingen komt langzaam op gang.

Fabrieksbrand
De kledingindustrie in Bangladesh is berucht vanwege de onveilige kledingfabrieken. Een jaar voor de grootste ramp in de kledingindustrie ooit – het instorten van Rana Plaza – woedde er een grote brand in de Bengaalse kledingfabriek. De aanwezige kledingarbeiders zaten die 24 november 2012 opgesloten in het gebouw. Nooduitgangen zaten op slot en de enige manier om aan de vlammen te ontsnappen was via de ramen op de bovenverdieping. Meer dan honderd mensen raakten zo gewond aan hoofd en rug omdat ze van de derde en vierde verdieping naar beneden sprongen. Honderdtwaalf arbeiders kwamen om in de vlammen. De afgelopen drie jaar hebben nabestaanden en overlevenden hard moeten vechten voor een schadevergoeding om hun omgekomen familieleden, verwondingen en verlies aan inkomsten te compenseren.

Veel internationale kledingmerken betrokken bij de ramp

In de fabriek werd gewerkt aan kleding voor de Amerikaanse megasupermarkt Walmart, het Spaanse warenhuis El Corte Ingles, de Duitse budgetketen KiK, modemerk C&A en hiphopmerk Enyce van Sean John. Andere kledingmerken die eerder inkochten bij de fabriek zijn Edinburgh Woollen Mill (Groot-Brittannië), Karl Rieker (Duitsland), Piazza Italia (Italië), Teddy Smith (Frankrijk) en de Amerikaanse merken Disney, Sears, Dickies en Delta Apparel.

Systeem voor schadeclaims opgezet
Vorig jaar is er een overeenkomst gesloten tussen internationale vakbond IndustriALL, Clean Clothes Campaign, C&A en de C&A Foundation. Er zijn hierin afspraken vastgelegd om vergoedingen te betalen voor het verlies aan inkomsten en medische kosten. Om dit te realiseren werd de Tazreen Claims Administration Trust opgezet om de schadeclaims te begeleiden die momenteel worden ingediend, samen te werken met de organisaties die de nabestaanden bijstaan en de benodigde financiële middelen te verzamelen.

Bijdrage kledingmerken verloopt stroef
Net als in het geval van het Rana Plaza Donor Trust Fund is de verwachting dat het compensatiegeld wordt betaald door bijdrages van de merken en retailers die in Tazreen kleding lieten maken. Merken met een omzet van meer dan een miljoen dollar per jaar wordt gevraagd minimaal $100.000 over te maken. C&A en Li & Fung, die de productie voor Sean Jean regelde, hebben al toegezegd te betalen. Ook het Duitse merk KiK, ook betrokken bij andere rampen in Bangladesh en Pakistan, zal een bijdrage doen.

Maar de grootste klant van de rampfabriek, Walmart, weigert vooralsnog te betalen aan de slachtoffers van de brand. Dit ontlopen van verantwoordelijkheden gebeurde al eerder door het bedrijf met een jaaromzet van meer dan 500 miljard dollar. In 2014 liet de megaketen weten dat het bedrijf $3 miljoen zou betalen aan schadevergoedingen voor de slachtoffers van Rana Plaza, waar ook kleding voor Walmart werd gemaakt. Er werd $1 miljoen overgemaakt en $92.000 betaald aan medische kosten. Wat er met de resterende $1.1 miljoen gaat gebeuren is onduidelijk.

Het Spaanse warenhuis El Corte Ingles, die ook betrokken was bij het opzetten van een vergelijkbaar initiatief voor Rana Plaza-slachtoffers, heeft nog steeds geen bijdrage gedaan.

De kledingarbeiders en hun families wachten nu al drie jaar op een schadevergoeding. Ze hebben dit geld hard nodig om in hun dagelijkse behoeften te voorzien: huur, eten, scholing en gezondheidszorg. Ze mogen niet gedwongen worden nog langer te wachten. Merken moeten betalen: de Tazreen arbeiders hebben recht op dezelfde behandeling als de arbeiders in Rana Plaza, voor wie merken uiteindelijk wel over de brug kwamen.

Gerelateerd nieuws