Het onlangs gepubliceerde advies van de Sociaal Economische Raad (SER) over international maatschappelijk verantwoord ondernemen (imvo) staat enerzijds vol positieve verwachtingen over mogelijkheden tot imvo-wetgeving in Europa, maar schiet in de ogen van SKC te kort wat betreft het onderstrepen van het belang van wetgeving op nationaal niveau.

In het rapport adviseert de SER de Nederlandse regering hoe Europese wetgeving voor internationaal maatschappelijk-verantwoord ondernemen er uit zou kunnen zien. Zo zouden grote bedrijven verplicht moeten worden om de OESO-richtlijnen te volgen en krijgen zij een zogenaamde zorgplicht op het gebied van mensenrechten in internationale toeleverings- en productieketens. Voor de kledingsector is dit soort wetgeving heel belangrijk, het is een sector waar nog veel misstanden en mensenrechtenschendingen voorkomen. Alhoewel de boodschap van de SER positief is, namelijk imvo-verplichtingen voor bedrijven, schiet het te kort op 3 belangrijke punten.

 

 

Ten eerste gaat het advies niet in op mogelijkheden of zelfs maar de wenselijkheid van nationale wetgeving. Waar de SER dit eerder nog wel op tafel legde, lijken alle pijlen nu richting EU te wijzen. Een gemiste kans, aangezien wetgeving op Europees niveau nog jarenlang kan duren en het niet vanzelfsprekend is dat dit sterke wetgeving wordt. Daarnaast is er enorm veel draagvlak in Nederland voor nationale wetgeving. Zo sprak een groot deel van de Nederlandse politieke partijen in de Kamer zich uit voor wetgeving in hun verkiezingsprogramma dit jaar. Ook liet een recente opiniepeiling zien dat zo’n 80 procent van de Nederlanders vóór strenge imvo-wetgeving is. Nationale wetgeving is essentieel om op de korte termijn bedrijven te verplichten om mensenrechtenschendingen in hun ketens tegen te gaan. Ook creëert Nederland zo tegelijkertijd kansen om toekomstige Europese regels op dit onderwerp te beïnvloeden.

Ten tweede adviseert de SER slechts wetgeving voor een deel van de bedrijven, en stelt een zogenaamde drempelwaarde in. Zo vallen alleen grote bedrijven met meer dan 1000 medewerkers onder de wet. Stapsgewijs zullen er meer bedrijven onder vallen, met als drempel bedrijven vanaf 250 medewerkers. In het laatste geval moet de administratieve lastendruk wel ‘hanteerbaar’ blijven en worden gemonitord. Kleine bedrijven zijn echter uitgezonderd van wetgeving en middelgrote bedrijven (50-250 medewerkers) vallen alleen binnen de wet als het een ‘risicosector’ betreft.

“Alle bedrijven meedoen”
Recent onderzoek van SOMO en SKC wijst uit dat bij een bepaalde drempelwaardes het overgrote deel van Nederlandse kledingbedrijven buiten de wet zullen vallen. Zo valt naar schatting 95 procent van de bedrijven in de sector buiten wetgeving als de grens van 250 werknemers wordt aangehouden. Wanneer de kledingsector als risicosector zal worden aangemerkt waarbij de grens verschuift naar 50 medewerkers, zal alsnog een groot deel niet onder de bepalingen vallen. Ter illustratie: zo’n 47 procent van de bedrijven die nu lid zijn van het Convenant Duurzame Kleding en Textiel zullen dan niet onder de wetgeving vallen. Willemijn Rooijmans van Schone Kleren Campagne: ‘’Het SER-advies gaat op dit specifieke punt tegen de internationale richtlijnen van de OESO in, die geldt namelijk voor alle bedrijven. Daarnaast is er eind 2020 een motie aangenomen waarin het kabinet werd verzocht dat bij het ontwikkelen van de bouwstenen voor wetgeving alle bedrijven moeten worden meegenomen. Daarom pleit SKC voor wetgeving voor alle bedrijven.’’

Ten derde wordt er door de SER geadviseerd om in te zetten op bestuursrecht, met strafrecht als optie wanneer dit niet werkt. Het is van essentieel belang dat verantwoordelijke individuen aansprakelijk kunnen worden gehouden wanneer bedrijven niet aan hun zorgplicht voldoen. We hebben het immers over mensenrechtenschendingen, zoals gedwongen arbeid, hongerlonen en onveilige werkplekken. Daarom pleit SKC er voor dat ook civielrechtelijke en strafrechtelijke handhaving onderdeel wordt van de wetgeving. Voorbeelden uit de financiële wereld duiden er op dat juridische maatregelen veel meer effect hebben wanneer niet alleen boetes uitgedeeld worden maar wanneer ook individuen uit de bedrijfstop strafrechtelijk vervolgd kunnen worden.

Nederland zou een koploperspositie moeten innemen in het voorkomen van mensenrechtenschendingen en milieuschade in de productieketens van bedrijven. SKC roept daarom de Nederlandse regering op om een ambitieuze stelling te nemen op het gebied van imvo en mogelijkheden voor impactvolle nationale wetgeving – waar alle bedrijven onder vallen en aansprakelijk zijn – verder te onderzoeken.

Meer lezen? Zie ook de reactie van het MVO Platform op het SER-advies.

 

Volg de campagne voor wetgeving in NL via #wetgevingNU en steun onze petitie!

 

 

Gerelateerd nieuws