Op 24 april is het zeven jaar geleden dat ten minste 1.134 kledingarbeiders omkwamen bij de instorting van de Rana Plaza-fabriek in Dhaka, Bangladesh. Op deze dag van herdenking van de slachtoffers en nabestaanden zijn de levens van kledingarbeiders opnieuw in gevaar. De ongekende crisis die de corona-pandemie veroorzaakt in de kledingindustrie, waarin de vraag naar kleding opdroogt en orders worden geannuleerd of uitgesteld, maakt het voor miljoenen kledingarbeiders en hun gezinnen onduidelijk hoe zij de komende maanden zullen overleven. Het is cruciaal dat de hard bevochten bescherming die voor een groot deel van kledingarbeiders in Balgladesh werd bevochten als gevolg van de Rana Plaza-ramp, niet wordt teruggedraaid. Als de toeleveringsketens na de pandemie weer gaan functioneren moeten ze voortbouwen op de lessen die zijn geleerd na de ineenstorting van Rana Plaza en de huidige COVID-19 crisis. Deze lessen moeten leiden tot een veiliger en eerlijker kledingindustrie middels een bindend en afdwingbaar mechanisme – in plaats van de business as usual benadering zoals van vóór 2020 of zelfs 2013.

 

Bijdrage Bangladesh-Akkoord
Het ‘Bangladesh Accord on Fire and Building Safety’ dat in directe reactie op de Rana Plaza-ramp in mei 2013 is opgesteld heeft een enorme bijdrage geleverd aan het veiliger maken van fabrieken voor meer dan 2 miljoen arbeiders in Bangladesh. Het Akkoord overziet meer dan 1600 fabrieken en heeft 91% van alle veiligheidsgebreken verholpen die tijdens de de reguliere inspecties zijn ontdekt.

In mei 2019 werd een langdurig juridisch conflict over de aanwezigheid van het Akkoord in Bangladesh opgelost met de afspraak dat de activiteiten van het Akkoord binnen een jaar zouden worden vervangen door een nationale Ready-Made Garments Sustainability Council (RSC), met deelname van de Bangladesh Garment Manufacturer and Exporter Association (BGMEA), die de fabriekseigenaren vertegenwoordigt.

Arbeidsrechtenorganisaties in en buiten Bangladesh, waaronder SKC, hebben herhaaldelijk aangegeven dat het Akkoord eerst zijn werk moet kunnen afronden voordat een nieuw programma in werking kan treden. Het RSC kan alleen succesvol zijn als het voortbouwt op het fundament van het Akkoord. Om dat te kunnen doen moet zij de belangrijkste elementen van het huidige Akkoord overnemen: de wettelijke afdwingbaarheid en transparantie – die moet worden vastgelegd in een internationale overeenkomst die door kledingbedrijven wordt ondertekend – en een toezegging van kledingbedrijven om financieel bij te dragen aan fabrieksaanpassingen die nodig zijn.

 

Impact van COVID-19

Met het uitbreken van de COVID-19 pandemie zijn de onderhandelingen over een dergelijke overeenkomst tot stilstand gekomen en de werkzaamheden van het Akkoord gedeeltelijk opgeschort. Terwijl de startdatum van het RSC nadert, blijven de randvoorwaarden om de doeltreffendheid van het Akkoord voor de bescherming van de arbeiders te garanderen afwezig, met inbegrip van de afspraak van kledingmerken om de financiële voorwaarden na te komen die investeringen in fabrieksveiligheid mogelijk maken. Het is essentieel dat het proces om te komen tot een internationale juridisch bindende overeenkomst wordt hervat en dat het werk van het Akkoord wordt voltooid voordat het RSC van start gaat. Zonder een dergelijke overeenkomst zal de RSC nauwelijks te onderscheiden zijn van de vrijwillige initiatieven die de ineenstorting van het Rana Plaza niet hebben kunnen voorkomen.

In de afgelopen zeven jaar zetten tal van belanghebbenden uit de sector zich ook in om een einde te maken aan de financiële onzekerheid voor arbeiders die gewond raken op de werkvloer en voor de gezinnen van arbeiders die omkomen op het werk door de invoering van een verzekeringsstelsel voor arbeidsletsel. Het is belangrijk dat de invoering van deze langverwachte regeling geen vertraging oploopt. Zeven jaar na Rana Plaza mogen (dodelijke) ongelukken op de werkvloer niet langer leiden tot nog diepere armoede, bovenop het verdriet van de getroffen gezinnen.

 

Structurele verbeteringen na de crisis
De huidige crisis dient een stimulans te zijn voor sterkere sociale maatregelen die in overeenstemming zijn met de ILO-normen voor werkloosheid, ziektekostenvergoeding en -verzekeringen. Dergelijke maatregelen vragen om een leidende rol van de regering van Bangladesh, maar kunnen alleen tot stand worden gebracht met een eerlijke verdeling van de kosten in de toeleveringsketens voor kledingproductie.

Amin Amirul Haque, voorzitter van de National Garment Workers Federation, concludeert: “De ongelijkheid in de wereldwijde toeleveringsketens die door de COVID19-crisis is vergroot, is er altijd al geweest. Het is onmogelijk dat de industrie na het herstel weer op de oude voet verder gaat. Het is de hoogste tijd dat merken en detailhandelaren hun toeleveringsketens fundamenteel hervormen en prioriteit geven aan de rechten van arbeiders door het mogelijk maken van sociale zekerheid en leefbare lonen aan de hand van afdwingbare en transparante systemen”.

 

Aanvullende info:

– Worker Rights Consortium tracks which garment companies have committed to paying orders and which are still refusing to do so: https://www.workersrights.org/issues/covid-19/tracker/.

– Clean Clothes Campaign maintains a live-blog collecting information on how the COVID-19 pandemic affects workers: https://cleanclothes.org/news/2020/live-blog-on-how-the-coronavirus-influences-workers-in-supply-chains. The CCC network also published a list of demands on garment companies, factory owners, and governments: https://cleanclothes.org/news/covid-19-short-term-demands-in-defense-of-garment-workers-in-global-supply-chains

– The conduct of garment companies and factory owners regarding the 2018-2019 crackdown on peaceful wage protests in Bangladesh is tracked by the International Labor Rights Forum: https://laborrights.org/2019-crackdown-your-favorite-brand-complicit.

Gerelateerd nieuws