Na de dodelijke Rana Plaza ramp in mei 2013 zette een groot aantal internationale en nationale kledingmerken hun handtekening onder het ‘Bangladesh Fire and Safety Accord’.Dit baanbrekende akkoord moet zorgen voor structurele verbeteringen op het gebied van veiligheid in de levensgevaarlijke kledingfabrieken in Bangladesh.
Het Akkoord
Het akkoord is een bindend contract tussen kledingmerken, internationale en Bengaalse vakbonden en Ngo’s zoals de Schone Kleren Campagne. Er vallen zo’n 1600 fabrieken onder het veiligheidsakkoord wat een derde van de bijna 5000 fabrieken is het land. Het veiligheidsakkoord stelt een kader voor een uitgebreid programma van onafhankelijke en transparante fabrieksinspecties, reparaties en verbeteringen van onveilige werkplekken en trainingen aan kledingarbeiders over veiligheid en gezondheid. Het Akkoord wordt o.a. gesteund door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Verenigde Naties, de International Labour Organization (ILO) en de OECD (Organization for Economic Cooperation and Development)
Verlenging
In mei 2018 liep in het Akkoord maar vakbonden en bedrijven die het eerste Akkoord tot stand hadden gebracht, besloten dat het werk af gemaakt moest worden en de behaalde successen van de voorgaande jaren niet verloren mochten gaan. De overheid van Bangladesh was er bovendien nog niet klaar voor om het werk van het Akkoord over te nemen. Zij besloten daarom tot het tekenen van het 2018 Transition Accord, dat in juni 2018 van kracht ging, om het werk van het eerste Akkoord voort te zetten totdat de overheid van Bangladesh klaar wordt geacht de taken van het Akkoord uit te kunnen voeren. Dit driejarig programma is door 192 kledingbedrijven, waaronder veel Nederlandse, getekend. Het nieuwe akkoord verwelkomt naast kledingfabrieken nu ook producenten van huishoudelijk textiel en gebreide accessoires. Dit betekent dat meer bedrijven zich kunnen aansluiten bij het akkoord en meer arbeiders beschermd kunnen worden.
Voortzetting werk Akkoord in gevaar
Hoewel er dus overeenstemming was over het voortzetten van het Akkoord na mei 2018 en het instellen van de TMC tussen de stuurgroep van het Akkoord, de BMGEA en de Bengaalse overheid, ontstond er een groot probleem doordat er een ‘restraining order’ werd uitgevaardigd door het hooggerechtshof in Bangladesh tegen het Akkoord. Dit hield in dat het Akkoord na 31 mei 2018 niet meer zou mogen opereren in Bangladesh. Het hooggerechtshof besloot uiteindelijk, op verzoek van de regering van Bangladesh, dat het Akkoord nog een half jaar zou mogen doorgaan in Bangladesh, dus tot eind november 2018. Deze uitspraak druist in tegen de eerdere overeenkomst die voorzag dat de beslissing over overdracht van taken van het Akkoord aan de overheid van Bangladesh genomen zou worden door het daartoe aangestelde comité, de TMC.
Inmiddels is de uitspraak een aantal malen verdaagd en wachten we nu op een uitspraak van het Hogergerechtshof die op 6 april zal zijn.
Een aantal belangrijke punten van het Veiligheidsakkoord zijn:
- Onafhankelijke inspecties
Jarenlang voerden inspecteurs op verzoek van kledingmerken inspecties uit waarbij fabrieken werden goedgekeurd terwijl ze op instorten stonden. Binnen het Veiligheidsakkoord voert een onafhankelijke inspecteur controles uit, deelt deze resultaten publiek en kan opdracht geven tot onmiddellijke verbeteringen. - Transparantie
Alle fabrieksinspecties en verbeteringen worden openbaar gemaakt. Zo worden kledingfabrieken gedwongen om risico’s niet te laten liggen en serieuze verbeteringen door te voeren. Als eerste stap zijn alle fabrieken die onder het veiligheidsakkoord vallen gepubliceerd. - Trainingsprogramma’s
Er worden trainingsprogramma’s opgesteld op het gebied van veiligheid en gezondheid voor kledingarbeiders, met een belangrijke rol voor empowerment: het versterken van de positie van de arbeiders. Dit is een cruciaal element in het verbeteren van arbeidsomstandigheden. Zonder dat arbeiders de mogelijkheid en zekerheid hebben om zelf risico’s identificeren en klachten te melden hebben de controles en plannen geen zin. Om de trainingen structureel te maken worden deze opgezet in samenwerking met lokale vakbonden. - Arbeiderswerkgroepen
Elke fabriek moet een comité van arbeiders instellen op het gebied van veiligheid en gezondheid. Deze kunnen eventuele risico’s dagelijks identificeren, iets wat kledingmerken of inspecteurs niet kunnen. Dergelijke comités zijn verplicht onder de Bengaalse wet, maar bestaan niet of nauwelijks. - Recht op werkweigering in onveilige situaties
De dag voor de instorting van Rana Plaza werden er scheuren in de muren ontdekt. De volgende dag werden de arbeiders toch gedwongen aan het werk te gaan. Niet veel later stortte het gebouw in met 1129 doden tot gevolg. Daarom is de mogelijkheid om werk te weigeren nu een centraal element in het Akkoord.