De kledingindustrie van Birma/Myanmar wordt elk jaar groter en begint te concurreren met China. Maar deze groei gaat gepaard met seksuele intimidatie en geweld op de werkvloer, wat de groei van de industrie tegen kan gaan zitten.
Democratie
Birma/Myanmar werd voor meer dan vijftig jaar genegeerd door buitenlandse investeerders door het militaire dictatorschap en economische embargo’s. Toch begint het land begint een steeds belangrijkere rol te spelen als leverancier van Amerikaanse en Europese kleding. De lage productieprijzen zijn interessant voor de westerse merken, maar door die lage prijzen en de snelgroeiende industrie moeten merken wel handelen om ervoor te zorgen dat textielarbeiders toegang hebben tot fundamentele rechten en een fatsoenlijk inkomen ontvangen voor zichzelf en hun gezinnen.
Lonen en werkuren
Lonen en werkuren zijn de twee belangrijkste kwesties die werknemers graag zien veranderen. Kledingarbeidsters verdienen structureel te weinig om hun gezinnen te kunnen onderhouden en werken per week soms wel 20 uur over. Veel arbeiders voelen zich niet veilig op het werk. 90 procent van de Myanmarese kledingarbeiders is vrouw en zij hebben te kampen met intimidatie en seksueel geweld op de werkvloer. Supervisors behandelen de arbeiders oneerlijk en laten ze bijvoorbeeld niet drinken tijdens werk. Daarbij zijn de fabrieken zelf niet veilig: nooduitgangen zijn vaak geblokkeerd en arbeidsters weten onvoldoende wat ze moeten doen bij brand.